Page:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/104

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page has been proofread.
91

weduwe: ,wel, ik schrok, van waar zijt ge, jongmensch, dat heden voor 't eerst dezen kant uitkomt. Ik sta heele- maal versteld, wel, kerel, wat heb je moeder te zeggen, van waar kom je, moeder ziet je nu voor 't eerst".

De bedelaar antwoordde: nergens van daan, ma, ik verzoek maar wat te mogen uitrusten, daar ik moede ben van de pas gemaakte wandeling. En wellicht hebt u deer- nis met mij, ik zou wel wat te eten willen vragen, daar ik sedert gisteren niet gegeten heb".

„Ik ook ontmoet ma voor 't eerst, mijn dorp is ver weg, het ligt over de zee en mijn naam is de arme, onder dien kent ieder mij'.

De oude weduwe kreeg groot medelijden met den bedelnar en beijverde zich om hem, wat zij in huis had voor te zetten, 't was rijst van den vorigen dag en gepofte bolted 1), alles zonder zout.

Dan sprak zij: ,kerel, kom, tast nu maar toe, en duld dat de rijst koud is, want die is van gisteren en vind goed, dat deze geheel zonder toespijs is, want ik heb niets om er bij te voegen, noch sambel, noch zont, neem dus deze boled voor lief. Verlang je echter iets warms, wacht dan dan ga ik eerst even heen om rijst te koken".

De bedelaar hervatte: 't is uitstekend zoo, ma, hiervoor dank ik u ook al ten zeerste".

Meteen zette hij zich voor het maal maar at er niet van wijl de rijst, bovendien roode rijst, koud was. De boled was nog wat jong, ongaar, van buiten week en van binnen hard, juist om winderig van te worden, daarom gaf hij deze maar aan den aap en gelastte hem ze op te eten.

De weduwe sprak daarna andermaal tot den bedelaar en zeide: ventje, wat zou je ervan zeggen indien ik je dit voorstelde: 't is niet noodig dat je naar den overwal teruggaat. Zoo je er niet tegen opziet, dan is het beter, dat je bij mij blijft en probeert te tuinieren, want ik ben volslagen kinderloos. Zoude je er in slagen een1) Een droge aardvrucht.1) Een droge aardvrucht.