Page:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/272

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page has not been proofread.

EEN PSEUDO-PADJADJARANSCHE KRONIEK

Derde bijdrage tot de kennis van het oude Soenda[1]

Met een facsimile

DOOR

C. M. PLEYTE

MET MEDEWERKING VAN

Raden Ngabei POERBATJARAKA


Toen in April 1911 het opstel over de stichting van Padjadjaran en de eenmaal zoo befaamde hoofdstad daarvan, Pakoean Padjadjaran, ter perse ging,[2] bleef nog één bericht omtrent die yeste te bespreken over, namelijk een niterst beknopte mededeeling ter zake, van wijlen den heer K. PF. Holle, nedergelegd in een artikeltje getiteld: ,Nog een’ woord over den Batoe toelis te Buitenzorg”.[3]

Daarin toch wordt aangehnald het begin van een Oud- soendasch handschrift, waarin metterdaad Pakwan = Pakoean, met als stichter van die stad Rahjang Bangnga worden genoemd, doch waaruit overigens volstrekt niet blijkt, dat het document werkelijk als een Pakoean-Padjadjaransehe kroniek mag beschouwd worden.

Integendeel, de in zijn geheel overgenomen aanvang yan het geschrift, slechts een geslachtslijst, vestigt veel meer

——————————

  1. De tweede bijdrage was: De Patapaän Adjar Soeka Rĕsi, Tijdschr. v. Ind. T.-, L-, en Vk.,, dl. LV. (1913), blz. 281 vv.
  2. Het jaartal op den Batoe toelis nabij Buitenzorg, Tijdschr. v. Ind. T.-, L.- en Vk. dl. LIII (1911), blz. 155 vv.
  3. Tidschr. v. Ind. T.-, L.- en Vk. dl. XXVII, (1882), blz. 187—189.