Page:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/107

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page has not been proofread.
94

prinses ten huwelijk te vragen, ik verlang te weten of haar onders haar willen geven. Ga na, ma, en zorg dat gij haar verkrijgt, ik verlaat mij op u en uw leven is met hare verwerving gemoeid, dat zij dus wil".

Onthutst antwoordde de weduwe: almachtig, kerel, hoe kom je daar bij, moge je de volheid van gezondheid genieten, ik durf dat heelemaal niet, wat een houding neem je aan met een prinses tot vrouw te verlangen, en ik zou de driestheid moeten hebben haar ten huwelijk te gaan vragen. Stel dat ik haar al ontmoette, dan zou het mij gaan als hadde ik gedroomd mij de haren te moeten reinigen en mij te baden, zooals het spreekwoord zegt, door wie nog onbe kend is met naar de hofstad te gaan en altijd maar over de wereld hobbelt, wordt gansch niet gekend het vorstelijke gebruik".

En verder, jongeling, spreek zoo niet, dat leidt tot onheil en zal door den vorst voor strafbaar gehouden worden. En praat er nu niet verder over, men zou er van kunnen hooren. Wat dan als iemand het den koning overbracht? Moeder is bevreesd",

De bedelaar sprak weer: foei, ma, ik spreek in ernst en geenszins schertsende, holle woorden. Ga thans dadelijk stadwaarts en maak uw opwachting bij den koning om de prinses ten huwelijk te vragen en dat ge haar verkrijgt".

De weduwe, onwillig, begon te snauwen: ik vertik 't, ik ben bang, ik durf niet, 't is al onzin en een oud mensch zich te schande laten maken, ik ben te bang en word ik gevat, dan raak ik zeker in gevaar".

In 't kort, hij die beval bleef met klem aandringen, zij die bevolen werd, even beslist weigeren.

Toen zeide de bedelaar: als ge dan niet wilt, laat het, doch ik verkoop geen praatjes. Durft gij den tocht naar de stad niet te ondernemen, dan blijf ik niet langer hier en keer naar mijn dorp terug",

De oude vrouw vreesde ten zeerste door haar aangenomen zoon verlaten te zullen worden en antwoordde: boesoet