The Kaart van Tjiëla of Timbangantĕn

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, XXIV  (1877) 
by Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen
[ 168 ]

DE KAART VAN TJIËLA OF TIMBANGANTĔN,

D O O R

K. F. H O L L E.

__________


In het jaar 1858 ontdekte de kontroleur J. C. Lammers van Toorenburg, (sedert overleden) met behulp van den Hoofdpanghoeloe van Limbangan, Raden hadji Moehamad Moesa, in de kampong Tjiëla, district Panembong, eenige oudheden, waaronder een kaart op inlandsch katoen (boweh).

De toenmalige Resident der Preanger, Jhr. Mr. van der Wijck zond een copij dier kaart met een nota van den Heer Lammers en een nota van den Regent van Bandoeng aan het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, dat van die copij een facsimile op kleinere schaal liet maken, het welk hierachter den lezers van dit tijdschrift wordt aangeboden.

De heer Netscher trachtte uit die nota's een stuk zamen te stellen voor het tijdschrift, doch stuitte, wat het historisch gedeelte betreft, op zooveel tegenstrijdigheden en duisterheid, dat besloten werd de stukken in mijne handen te stellen, om ter plaatse meer inlichtingen in te winnen.

Ook ik toog aan 't werk en hoewel niet geheel zonder succes, – want ik vond eenige babads of brokken er van, waarin iets omtrent de zaak voorkomt, – toch was dit niet van dien aard, dat ik met een gerust geweten mij kon neêrzetten tot het schrijven van een historisch opstel.

Ik raakte zelfs eenigzins van den wal in de sloot, want [ 169 ] instede dat meerdere bronnen meer zekerheid gaven, had juist het tegenovergestelde plaats en kreeg ik naar mate meer lichten kwamen minder licht.

En geen wonder, want wie de groote ligtvaardigheid kent, waarmede inlandsche historieschrijvers met de historie van hun land omspringen, zal even als ik meermalen hebben on dervonden, dat zij zich in de eerste plaats niet om tijd be kommeren, en soms met het meeste gemak eeuwen oversprin gen, om aan de zaak, die hun ter harte gaat, een mouw aan te passen.

Zoo heb ik geslachtslijsten gezien van nog levende regenten, waarvan er b. v, een slechts 11 geslachten van Noach af is, van een ander, die Bathara Wisnoe onder zijn voorvaders heeft en dergelijke.

Hoe meer men dus van die babads doorsnuffelt, hoe huiveriger men wordt een letter op papier te zetten.

Het Mohammedanisme heeft hier groote schuld aan, want dat er vroeger geschiedkundige aanteekeningen bestonden, bleek mij o. a. uit een oud soendaasch geschrift op lontar, dat on gelukkig deerlijk geschonden is. In den eersten geloofsijver moest alles wat boedhaasch was of er naar leek eraan gelooven, en wat er nog overbleef viel soms in verkeerde handen of ver ging, zooals o. a. de verzameling van RAFFLEs, die schipbreuk leed en waaronder, maar ik vrij zeker meen te weten, ook oud soendasche handschriften, afkomstig uit Galoeh.

Het vorenstaande is dan ook de reden, dat ik tot nog toe aan de mij opgedragen taak niet voldeed, en ware er niet aandrang van de zijde der redactie van dit tijdschrift, ik zou gaarne nog wat willen wachten met het schrijven van een historische toe lichting bij de kaart. Deze is op zichzelve echter merkwaardig genoeg, weshalve ik het verlangen der redactie niet onbillijk vind, om in allen gevalle maar eerst de kaart met een korte toelichting in 't licht te geven.

Allereerst doe ik daartoe dienen de inleiding door den Heer Netscher opgesteld en luidende als volgt: XXIV.

7 [ 170 ]Page:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, XXIV.pdf/177 [ 171 ]Page:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, XXIV.pdf/178 [ 172 ]Page:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, XXIV.pdf/179 [ 173 ]Page:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, XXIV.pdf/180 [ 174 ]Page:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, XXIV.pdf/181 [ 175 ]
het werd verdeeld in 3 stukken (en?) 3 deelen. Toen de verdeeling plaats vond was het Vrijdag dus 14 der maand Moeharam van het jaar Alip.

Kala adum cacangkok dina Jumaâh tanggal patbĕlas sasi Moharam tahun Alip.

En verder opschrift No. IV.

Dit hier is de opgave van de volkstelling te Timbangantën:

Punika cacahan cacangkok isining Timbangantĕn.

Daarop worden 78 kampongs opgenoemd, welke allen heden ten dage nog bestaan.

In een geschrift, dat ik van den Regent van Sukapura ter inzage kreeg, en gedateerd 1770 van onze jaartelling, vind ik ook onzen Lawas Djaja genoemd en achteraan een opgave van dezelfde kampongs bijna in dezelfde volgorde.

Volgens dat geschrift, hetwelk ik later wil behandelen als ik nog wat beter beslagen ten ijs kan komen, wordt ook gesproken van een splitsing van Timbangantën in 2 deelen, met de Tjimanoek tot scheiding, welk eene deel thans o. a. het district Panembong uitmaakt, en de andere helft het tegenwoordige district Timbangantën of wel daarin gelegen is.

De kaart bevat verder de merkwaardigheid, dat zij tusschen de Cihaliwung en Cisadane aanwijst het rijk of de stad (nagara) Pajajaran en daar naast de Lawang haji of vorsten poort, op Buitenzorg gemakkelijk te vinden. De plaats waar Batavia staat, komt nog onder zijn ouden naam Nusa Klapa voor.

Wijders wordt de Pangerango genoemd Pangrango (vergelijke Rangu, broos) en Indramayu Drĕmayu, denkelijk een verkorting van Dĕrma of darma (....) Ayu (de pligt van het goede of der deugd).

De heiligheid van Ciëla is thans heel wat gedaald en dat de Kuncen bij een erge ziekte mijne hulp kwam inroepen om obat, heeft haar praktijk niet weinig geschaad. Ciëla is thans even toegankelijk als Ciburuy, waar kort[ 176 ]Page:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, XXIV.pdf/183 [ 177 ]