Page:Tjarita Ki-Asdoera.pdf/1

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page has not been proofread.

TJARITA KI-ASDOERA. HET VERHAAL VAN KI-ASDOERA.

TEKST, VERTALING EN AANTEEKENINGEN, MET EENE INLEIDING EN OPMERKING OVER DE SPREEKTAAL IN ZUID - BANTĔN.

DOOR

J. J. MEIJER,

Voormalig kontroleur van Goenoeng Kantjana (Zuider Regentschap van Bantĕn).


INLEIDING.

„Het verschil tusschen het Zuid-Bantĕnsch en het Preangersch is niet zoo groot als men wellicht zou denken”, zoo beweerde ik in mijne studie over eerstgenoemd dialect der Soendaneesche taal, opgenomen in de April-arlevering van 1890 van dit tijdschrift.

De volgende bladzijden mogen als een bewijs voor die stelling gelden.

Het daar meegedeelde verhaal is woordelijk uit den mond van den verteller opgeschreven. Het werd gedaan aan den wadana van Paroeng Koedjang. De spreker was een gewone landbouwer, die tevens het beroep van paninggaran uitoefende. Als tijgerjager had hij een grooten naam. Ieder in de zuidelijke districten van het Zuider- en Wester-Regentschap kent Ki-Asdoera uit de desa Panjatjaran. Door de bevolking geëerd, bij de inlandsche ambtenaren geacht, had hij daardoor eene zekere vrijmoedigheid over zich, die men niet licht bij een gewonen desaman zou vinden.

Zijne veelvuldige aanrakingen met de parajai's of de menak menak, die hem steeds met onderscheiding behandelden, — o.a. mocht hij in hunne tegenwoordigheid rooken, — hebben zijne taal beschaafd, dat wil zeggen, dat hij van hen een zeker aantal lem üswoorden heeft overgenomen en ze te hooi en te gras bezigde.

Zooals hij met den wadana van Paroeng Koedjang sprak, sprak hij met de regenten van het Zuider- en Wester-Regentschap,