Page:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LVI.pdf/386

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page has not been proofread.

POERNAWIDJAJA’S HELLEVAART

OF DE

Volledige Verlossing.

Vierde bijdrage[1] tot de kennis van het oude Soenda

DOOR

C. M. PLEYTE.


INLEIDING.

Ruim twaalf jaren geleden werd door Prof. Dr. H. Kern onder den titel van: de Legende van Koenjdjarakarnua, een eeuwen lang, zoo op Java als op Bali populair gebleven, gewijde Boeddhistische overlevering toegankelijk gemaakt[2], welke door lokale kleur een typische afspiegeling is van het Muhajina, d.i, het Noordelijke Boeddhisme, 266 als dit zich, nadat het in Voor-Indié van het wereldtooneel verdwenen was, op voornoemde eilanden andermaal en zelfstandig ontwikkelde,[3] om er ten slotte ook weder te gronde te gaan.

——————————

  1. Derde bijdrage was: Een pseudo-Padjadjaransche kroniek. Tijdschrift v. Ind. T.-, L.- en Vk., dl. LVI, blz. 257.
  2. Kern, H. De Legende van Kuñjarakarņa volgens het oudst bekende handschrift, met Oud-Javaanschen tekst, Nederlandsche vertaling en aanteekeningen. Verhand. d. Kon. Acad. v, Wetenschappen te Amsterdam, Afd. Letterkunde, Nieuwe reeks, dl. III, 3.
  3. Juynboll, H. H., Supplement op den catalogus van de Javaansche en Madoereesche handschriften der Leidsche Universiteitsbibliotheek, dl. II. Index, i. v. Kuñjarakarņa. — Brandes, J. Beschrijving der Javaansche, Balische, Sasaksche handschriften, aangetroffen in de nalatenschap van Dr. H. N. van der Tuuk, dl. II, blz. 94-97.