Page:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde, LIII.pdf/166

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page has not been proofread.

HET JAARTAL OP DEN BATOE-TOELIS NABIJ BUITENZORG.

Eene bijdrage tot de kennis van het oude Soenda.

Met een kaartje, drie fotolithografieën en drie facsimilé’s.

DOOR

C. M. PLEYTE.


Door 's Genootschaps Directievergadering van 3 Juni 1907 werd o. m. tot mij het verzoek gericht, de dienstreizen tot het instellen van onderzoekingen naar de Inlandsche Nijverheid in West-Java, te ondernemen krachtens Gouvernementsbeslnit van den 27sten September 1906 No. 44, ook diensthaar te maken aan het beschrijven en vnstleggen van al datgene wat op ondheidkundig gebied mocht worden aangetroffen.[1]


18 Juni daaraanvolgende machtigde de Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid mij, bij aijneraijds missive No. 11237, ook deze tank te aanvaarden.

Een en ander was het gevolg van wijlen Dr. J. A. Brandes’ verlangen, dat ik mij naar aanleiding van het kantelen van den aan Koning Poernawarman gewijden, beschreven steen in de Tji-Aroeteun — westelijk van Bnitenzorg op het land ‘Tji-Ampea,—zon gaan vergewissen van den huidigen toestand der Westjavaansche ondheden in het algemeen en hem overeenkomstig rapportecren.

Aanleiding hiertoe gaf de omstandigheid, dat hij zelf, en zoo ook mjn staf, voor onafzienbaren tijd door de behandeling der archaeologische derelicten op Midden- en Oost- Java in beslag zonden worden genomen.

——————————

  1. Notulen Bat. Gen. 1907, bie, 48.