Page:Nederduitsch-Maleisch en Soendasch 1841.djvu/16

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page has been proofread.
- X -

Zoo wordt men namelijk gewaarschuwd, de e in die woorden niet uit te spreken, als de e in nering en streng. En dan moet men weten, dat de Pepet in het Soendasch, vooral wanneer de toon er op valt, een doffe en onbestemde klinker is, die minder naar den klank van de e zweemt, dan naar dien van de Nederduitsche u in kunnen , gunst en dergelijke woorden of liever, dat het een middelklank is tusschen de korte e en de korte u, en dus veel overeenkomst heeft met den klank van de Hoogduitsche ö in woorden als können en völlig. Zoo hoort men ook in Nederduitsche woorden de korte en onbestemde e wel eens zóó uitspreken, dat bij voorbeeld het woord genoeg bijkans luidt, als ware het gunnoeg. Zoo spreke men dus in het Soendasch de Pepet uit, wanneer zij door ê wordt uitgedrukt, en dus bĕrĕm en hiděng ongeveer zoo, als stond er burrum en hidung.

Over den inhoud der twee reeds boven genoemde Soendasche stukken, welke bij dit woordenboek gevoegd zijn, vergelijke men het werkje van den Heer de Wilde : De Preanger Regentschappen , op Java gelegen (Amst. 1830), bl. 64 vlgg. en bl. 153 vlgg. Wij hebben getracht er eene zoo veel mogelijk woordelijke vertaling van te geven, opdat men zoo uit de vertaling de be teekenis van ieder woord kunne opmaken.

Woordverzamelingen alleen kunnen ons eene taal niet doen kennen. Een vrij aanzienlijke verzameling van Soendasche woorden had zich ook Raffles, gedurende het Britsch bestuur op Java weten te verschaffen: hij heeft ze uitgegeven in het tweede deel zijner History of Java: en het is van belang, die met deze woordverzameling van den Heer de Wilde te vergelijken, daar beide geheel onafhanklijk van elkander ontstaan zijn. Maar, behalven dat zulke woordverzamelingen, wanneer zij niet gemaakt worden door iemand, zooals de Heer de Wilde, die in der tijd het Soendasch schier zoo goed als zijne moedertaal sprak, meestal zeer gebrekkig en onnaauwkeurig zijn, — men kent ook eene taal eerst in waarheid, wanneer men haar kent in haar gebruik in de zamenhangende rede: en daarom zijn die twee bij deze woordverzameling gevoegde Soendasche stukken voor de kennis der Soendasche taal zeker niet van het minste belang, — Wij hebben aan deze twee stukken benevens de