Page:Nederduitsch-Maleisch en Soendasch 1841.djvu/15

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page has been proofread.
- IX -

dat de klank der o in die woorden kort en scherp, gelijk in eene door eenen medeklinker geslotene lettergreep, wordt uitgesproken. Daarente- gen, wanneer in een Soendasch woord, met Javaansche letters geschre- ven, eene lettergreep op een Tjětjěk eindigt, terwijl de volgende letter- greep met eene Aksara Nga begint, wordt het woord in Nederduitsch schrift slechts met ééne ng geschreven, — bij voorbeeld angen, niet angngen omdat op die wijze de klank en uitspraak het eenvoudigst en duidelijkst wordt uitgedrukt. Men spreke namelijk de ng in dat woord, en altijd, eenvoudig zoo uit, als in het Nederduitsche hangen: — waarbij ik echter moet waarschuwen, dit niet te doen, zooals velen dit thans doen, die van den schoolmeester geleerd hebben, dit woord te spellen en uit te spreken, als ware het han-gen, en niet weten, dat de ng een zamengesteld schrijfteeken is, om eenen neusklank uit te drukken, die in de Indische talen door één schrijfteeken wordt uitgedrukt. Men spreke de ng altijd zoo uit, als de enkele n voor eene k, bij voorbeeld in klanken, — Voorts moet men opmerken, dat de g in het Soendasch, gelijk in het Javaansch, niet als de Hollandsche, maar ongeveer zoo, als de Hoogduitsche en Fransche g , b. v. in Gott en gáter, moet worden uitgesproken. Ook moet men den klinker i in eene door eenen medeklinker geslotene lettergreep, b. v. in koelit (vel, huid), niet zoo scherp uitspreken, als onze i in schip en wit, maar zooals de Hoogduitsche in ich en bitter. Om dit aan te duiden, heeft de Heer de Wilde, in de Maleische woorden dien klinker dikwijls door ie uitgedrukt, ofschoon dit anders minder verkieslijk geoordeeld mag worden, daar toch die klinker geen tweeklank is, zooals de Nederduitsche ie. Den klinker Soekoe kan men echter in Nederduitsch schrift voor Nederlanders niet wel anders uitdrukken, dan door den tweeklank oe. Daarom is dit dan ook gedaan: men boude echter in het oog, die oe niet als tweeklank uit te spreken, maar als de Hoogduitsche u, b. v. in Ruhe en rund, — Eindelijk wordt het Javaansche en Soendasche klankteeken, Pepet ge-naamd, wel dikwijls in Nederduitsch schrift door onze e uitgedrukt, dewijl er een korte, onbestemde en doltè klank door be teekend wordt, die met onze e in ons genade en genoeg, en in de woordjes de en te, overeenkomt : maar dikwijls , vooral in lettergrepen, waar de toon op valt, is daarvoor ě geschreven, b. v. in běrěm (rood) en hideng (swart).