238
1, verlangend te weten of hij in alle op-
gouden halssiera
zichten geschikt was om koning te worden.
rg, leek hij wel shikt, maar
Als hij hem dan (weer) be’ wk was niet yoldoende
hij miste de juiste honding, zijn sp en er ontbraken radheid en ylugheid aan. 4
- t Gine niet door met den beo tot koning te maken, doch
het buisje en het halssieraad werden hem niet afgedaan,
yan daar, dat tot op heden de beo gele lellen aan den hals
heeft en zwart van uiterlijk is, zijnde dit een overbli
aad gat.
uit den tijd, dat god hem een gouden halssi Ve
uit, die kundig was en goed yoor koning.
ms koos god weder een wel gevormden yog
Den rhinocerosy geyaar wordend, gelastte hij dezen
naar yoren te treden. Ook dezen toetste hij, en zette hem een gouden en zilveren kuif op om tot kroon te dienen.
Als hij hem dan bekeek, was hij zeer gepast, maar ¢
had weer aanmerking, omdat diens stem z00 schel en schreeu-
wend W
De rhinocerosyogel werd niet tot koning gemaakt, doch
jn gewaad en wat hem tot kuif diende, deed hij hem niet af,
Dies is tot op den huidigen dag de kuif van den neus-
hoornvogel (yersta hoorn op den sneb) geel en wit van
kleur, gelijkend op goud yermengd met zilver; zulks afkomstig van toen.
We yolgens zette hij hem een zwarte kuif op. Hij had weer
- deed god een keus, t was de vogel djalilin. Ver-
aanmerking, deze was niet geschikt om koning te worden, als liegend hij maar.
Ook hem werd zijn kuif niet weer afgedaan, deze bleef, en zoo is ’t tot nu, dat de djalilin een zwarte kuif heeft. k
dat hij passend en van goede manie
| pelah aan, en hij zag
Hierna ke
god weer den v¢
ren om koning gemaakt
te worden was, en dat zijn spraak behoorlijk en aangenaam
klonk.