Page:Badoejsche Pantoenverhalen.pdf/1

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page has been proofread.

BADOEJSCHE PANTOENVERHALEN.

DOOR

J. J. MEIJER.

Voormalig kontroleur van Goenoeng Kantjana,
(Zuider-Regentschap van Bantĕn).


INLEIDING.

Tijdens ik kontrôleur der afdeeling Goenoeng Kantjana was, vorderde de dienst dat ik vele tournées maakte in het onderdistrict Bodjong Manik (district Paroeng Koedjang). Het gemis van pasanggrahan’s liet mij vrij in welke desa ik wilde overnachten. Zij, die Zuid-Bantĕn kennen, zullen wel begrijpen, dat ik mij weinig over die vrijheid verheugde en nooit door l’embarras du choix werd verhinderd om eene keuze te doen. Het liefst hield ik mij op in de ampijan Sĕreweh van de desa Kĕbon tjaoe. Om verschillende redenen had dit gehucht voor mij eene aantrekkelijkheid. Op eene hoogte van ongeveer 400 meter gelegen aan de beide oevers der kristalheldere Tjiliman, omgeven door maagdelijke bosschen van poespa[1], sĕmpoer[2], kihijang[3], pasang[4], die van mĕntjĕk’s[5] wemelen, stelde het mij in de gelegenheid om het nuttige met het aangename te vereenigen.

In de woning van djoeragan Alwan, vader van het toenmalige desahoofd, ruimer dan de gewone Zuid-Bantĕnsche huizen, vond ik een behoorlijk onderkomen.

Alwan was de type van een djaro van den ouden stempel. Reeds vóór de komst van den Assistent-Resident Douwes Dekker in Lĕbak was hij met het hoogste gezag in zijne desa bekleed.

—————

  1. Sohima Noronhae, Rwdt., Nat. fam. der Camelliaceae.
  2. Dillenia aurea Sm., Nat. fam. der Dilleniaoeae.
  3. Albiuia proiera Benth., Nat. fam. der Mimoseae.
  4. Quercus L. Speo. divers., Nat. fam. dar Cupuliferae.
  5. Cervulus muntjak.